Dagindeling van passagiers naar de Oost

Op de Oost-Indiëvaarders van de VOC mochten geen passagiers mee. Vrije burgers werden niet geduld, slechts dienaren der Compagnie voeren op de schepen mee. Na 1816 kon een ieder die naar Indië wilde per zeilschip de overtocht wagen.

De Nederlandsche Handelsmaatschappij, in zekere zin de opvolgster van de VOC, bouwde vele schepen voor de Indiëvaart.
Omstreeks 1840 duurde de heenreis om de Kaap meer dan honderd dagen.
De hutten waren hokjes, waar naar de wensen van de passagiers de scheepstimmerman nog enige aanpassingen kon aanbrengen, bv. een klaptafeltje of boekenplankje. Van baden kwam zelden iets of het moest zijn dat uit een tropische stortbui het water werd opgevangen in een pierebad van geteerd zeildoek. De dames trachtten hun handen schoon te houden met schijfjes citroen. Een citroen ging lang mee maar ander fruit, vers vlees, verse groenten en wit brood waren na twee weken op.
Voor de kajuitpassagiers restte dan nog de scheepskost van de kok, d.w.z. maandag en donderdag grauwe erwten met zout vlees, dinsdag witte bonen met spek, woensdag zuurkool met aardappelen en spek, vrijdag snert, zaterdag stokvis met aardappelen en zondag soep van vers vlees, want dan werd er een varken geslacht. Men stond vroeg op en dronk een kop koffie en een glas gortwater, om 12 uur een kop chocolade. De maaltijd gebruikte men van drie tot half vijf.
Na tafel verpoosde men zich aan dek en na de thee ging men om negen uur naar beneden om tot bedtijd zich bezig te houden met een bezadigde patience.

Plaats een reactie