Gatrik (spel)

Gatrik wordt met twee stokken gespeeld, één grote stok (het slaghout, lengte 40-50 cm) en een circa 4x kleinere stok ( het werpstokje, lengte 10-12 cm). De stokken werden vaak uit een rechte dunne boomtak gesneden.

Op de slagplaats worden twee hoge platte stenen (ideaal zijn bakstenen) op de grond gelegd met een tussenruimte van circa 7 cm.
Het spel wordt gespeeld door een slagpartij (1 tot X personen) en een veldpartij (gelijk aantal personen). De slagman (-vrouw) gooit het kleine stokje in de lucht en slaat ‘m weg met het slaghout. Wordt het stokje door de veldpartij gevangen dan is de slagman uit. Wordt het stokje niet gevangen dan legt de slagman zijn slaghout op de stenen en probeert de tegenpartij vanaf de plaats waar het stokje is terecht gekomen het slaghout van de stenen te gooien. Lukt dat, dan is de slagman alsnog uit. Lukt het niet, dan worden vanaf de stenen de slaghoutlengten geteld tot de plaats waar het kleine stokje na het gooien was terechtgekomen.
De punten worden geregistreerd. Het spel gaat door tot alle spelers van de slagpartij uit zijn. De partijen wisselen, de veldpartij wordt slagpartij
. Een moeilijker variant ontstaat als de slagman het kleine stokje niet eerst opgooit maar schuin tegen een van de stenen legt. Met het slaghout slaat hij op de omhoogliggende punt van het stokje zodat het opspringt om eenmaal in de lucht het stokje hard weg te slaan.
Lukt dat niet, dan is de speler uit. Lukt het wel, dan gelden de eerder beschreven regels. Met dit verschil dat er nu vanaf de stenen gemeten wordt met het kleine stokje, er zijn 4x zoveel punten te verdienen, de lange stok is 4x de kleine stok.

24 gedachten over “Gatrik (spel)

  1. ben ik weer… 😉
    Dank u wel voor het uitleggen van gatrik.
    Ik ken dat niet, heb het nooit gedaan. Op school hadden wij alleen kasti.
    En verder bikkelen natuurlijk, thuis, op de tegelvloer.
    Wordt er nu nog steeds aan gatrik gedaan?

    • Toevallig had ik het met mijn kleinzoon van 8 over wat wij in Bandung op school aan spelletjes speelden?inderdaad kasti en gatrik.De spelregels wist ik niet meer precies,maar fantastisch dat ik het nu door kan vertellen.Wat hebben we dat veel gedaan.En bikkelen,tjonge tot mijn vader stapelgek werd van het geluid van het rubberen balletje.Met karretjes (elastiekjes) had je ook vele spelletjes.Weet iemand nog hoe dat ging?

  2. Waarschijnlijk wordt het nog steeds gedaan .
    In West Java was het vroeger een populaire volksspel geweest .Het is low-budgetspel , kost niks en je kan lang spelen en met veel plezier.
    Waarschijnlijk doen alle kinderen van andere streken ook de gatrik spel, alleen heeft het een andere naam.
    Jaren 60-70 doen de kinderen het nog.Tegenwoordig misschien in de periferie van de grote steden , en in de kampongs.
    Eigenlijk is het een spel voor de kleine man (traditioneel) , terwijl kasti vaak op school werd gegeven , en was toen modern( “europees” en duur ).

  3. Tjonge zeg, roept herinneringen op die 50 jaar teruggaan in de tijd. Het Ambonezenkamp. De meisjes waren er goed in. Het meetstokje, dat op een bepaalde manier heen en weer werd bewogen (gekanteld) om snel de afstand te bepalen. De versie die ik me weer herinner, was niet het kleine stokje schuin tegen een steen zetten, maar schuin in een kuiltje plaatsen.

    De spelnaam Gatrik zegt me even niets. Volgens mij noemden wij het op kamp anders.

    e.m.

    • Er was (is) nog een versie: beide stokken in dezelfde hand nemen, het kleine loslaten en dan wegZWIEPEN. Als je het handig deed, daalde namelijk het stokje niet verticaal, zodat het onder een scheve hoek werd geraakt. Daardoor slingerde het meer en maakte een langere boog. De tegenstander(s) stond(en) gewoonlijk dan ook minstens 10 meter van de “slager” af. Een fascinerend spel, niet alleen omdat het geen cent kostte :-)..

  4. Ja dat roept vele herinneringen op en hier op Bronbeek nog even meegespeeld bij oude
    indische spelen een goed jaar geleden.
    Toen (Sumatra) speelden we ’t van uit een kuiltje en het belangrijkste was niet alleen de slag,
    maar de opvang van het houtje.’t Doet pijn.
    Tja dan de gebruikelijke akal om meer punten te vergaren,door niet rechtstreeks te meten en het
    snelle telsysteem toe te passen.
    De naam in onze streek voor dit spel was, pàtok lèlè
    siBo.

    • Pàtok lèlè, klinkt me inderdaad bekender in de oren. Ik zal maar niet beloven, dat ik het nog eens zal navragen, want dan komt het er op één of andere manier nooit van.

      Nou meneer Keller, wat goed dat het rennen u nog zo goed af gaat. Maar ja, wat wil je ‘naik toeroen goenoeng’ daar heb je dus later nog veel profijt van, blijkt wel.

      e.m.

      • Ik ken het ook als panta lili, n indo jongen introduceerde t ca 55 jaar geleden bij ons in Amstelveen, hebben t met veel plezier gespeeld:eerst vanaf de stenen, dan uit de hand en als laatste opwippen vanaf de stenen en dan wegslaan, dat was t moeilijkst!

      • WE leerden dat in Vlissingen in het Molukse kamp, dat Ambonnezenkamp werd genoemd. We noemden het potje lellen, omdat we de juiste term niet kenden. Twee stokken, twee stenen of een kuiltje. EErst het stokje dwars . het moest met de grotere stok weggewipt worden. Dan het stokje schuin tegen een steen enz.


  5. Begin bij minuut 1.45.
    Kennelijk zijn er verschillende soorten.
    Zie Gatrik , tradisional Indonesia (Sunda) via de wijze google.

    De versie gatrik die siGeblek( aka Omsid) speelde op school met zijn Indo klasgenoten ( I,E.V school) is niet gelijk de kleine hout weg meppen.
    Maar proberen zo veel mogelijk het stokje aan te tikken.
    En ddat gaf geluid , trik trik trik trik.
    Bij elke tikje krijg je 1 punt.
    Een behendigheidsspel ,goed voor de concentratie, evenwicht , oog hand coordinatie etc .
    Men moet de uitgestoken deel van het kleine stokje ( d.m.v steentje of half in een kuiltje) een tik geven , stokje springt omhoog en dan tikjes geven( zo veel mogelijk).
    OmSid

  6. Jààààhhhhh….. Patok lèlè noemden wij dat ook in Padang. Dat speelden we als klein kind ook op straat in Maastricht begin jaren ’50 (1952). Toen waren er nog niet zoveel auto’s op de weg. In Limburg noemden we dat “ippiën”. Alle hierboven variaties zoals boven beschreven werd precies zo gespeeld;: kuiltje in de grond of dwars op 2 bakstenen; In een keer wegwippen of eerst in de lucht wippen en dan zovaak mogelijk het stokkje aan tikken. Ik vraag me nog steeds af of dit spel al in Limburg bestond of dat dit door de Indische jongens in Maastricht is geïntroduceerd. Wonderlijk…. Pinot13

  7. Op een Molukse site lees ik dat zij dat “Patu lèlè ” noemden en dat klinkt mij eerlijk gezegd (uit 1952 ) bekender in de oren.

  8. Wat grappig om hier een spel uit mijn jeugd (ca 1962 in Oosterhout) beschreven te zien, waarvan ik dacht dat de naam oorspronkelijk uit het Frans kwam (iets van “battre de Lille”?). Waar wij woonden (omgeving Breda) waren namelijk nog veel Franse leenwoorden in gebruik, bijv. het schoolplein heette “cour” en de nonnen op school “soeur”.

    Wij noemden het spel “patrelillen”, wat wel verdacht veel lijkt op “patu lèlè”. Nu woonden er in Oosterhout vanaf de jaren vijftig ook veel Indische mensen, dus best mogelijk dat wij het spel van Indische buurjongens hebben overgenomen, hoewel ik daar geen herinnering aan heb. We speelden het vanuit een sleuf in het zand, die met een van de stokjes werd uitgeschraapt, en twee stokjes, een lange van ca 40 cm en een korte van ca 15 cm. We speelden alle hiervoor beschreven varianten, met dubbeltikken, wegslaan, opvangen, etc. Puntentellen deed je door met de lange stok de afstand te meten tot het weggeslagen stokje, het meten gebeurde razendsnel door de stok over de grond te kantelen, sommigen waren daar ware kunstenaars in. Afhankelijk van hoe vaak je het kleine stokje in de lucht had aangetikt alvorens het weg te slaan kreeg je de punten tweemaal, driemaal, etc. Ik heb het spel na mijn lagere schooltijd nooit meer zien spelen, zou het nog bestaan?
    Jac van den Oort (1952)

    • Jaaahhh … patu lèlè speelden we vroeger – 1952 – op straat in Maastricht. Daar noemden ze het ¨ippiën ¨. Tegenwoordig heeft de jeugd aan twee duimen genoeg om spelletjes te spelen …. Wonderlijk ….

      • Toevallig op deze side gekomen omdat ik op zoek was naar spelletjes die wij als kind speelden in Jakarta.
        Mijn kleindochter heeft voor haar scriptie die ze maakt voor haar eindexamen
        van het gymnasium het thema gekozen van de vrouwen in haar familie die uit
        verschillende landen afstammen, indonesie, jamaica. nederland en engeland.Een ieder moet dan over jeugd, immigratie en aanpassingen in de verschillende landen waar we tenslotte terecht zijn gekomen het een en ander vertellen
        Ik persoonlijk ben uit Indonesie, Nederland tenslotte hier in Zwitserland terecht gekomen en woon hier inmiddels als 43 jaar, maar altijd heb ik nog een gevoel
        van heimwee naar de beide landen waar ik voorheen gewoond heb.
        Nederland is “naast” de deur maar Indonesie is heel ver weg maar heb het
        geluk gehad dat ik toch regelmatig naar Bali kan gaan en dat is altijd een gevoel
        van “thuis” komen.

    • Ik ben van 1951 en leerde in mijn geboortedorp Hardinxveld een variant onder de naam Pappalellen. De oorsprong is voor mij onduidelijk, maar recent hoorde ik dat Eritrese jongeren onderdelen ervan ook kennen. In Hardinxveld-Giessendam zijn recent wedstrijden gehouden. Het blijkt recent ook op Ameland te zijn gespeeld. Vroeger waarschijnlijk vrij algemeen in Nederland onder verschillende namen. In Hardinxveld was er in de jaren vijftig een wijkje waar relatief veel Ambonese mensen woonden. Mogelijk dat zij het hebben ingebracht.

  9. In 1950 op Sumatra speelde ik Gatrik met Martijn Boon Niggebrugge zoon van Tjalie Robinson. Geen stenen maar een gleuf in de grond getrokken met de grote stok. De grote stok was trouwens 6 X de kleine. De kunst was de kleine stok in de lucht te houden met grote. Het aantal tussentikken gaf extra punten.
    Prachtig spel voor als je nog geen 10 bent. Je moest wel oppassen dat je het kleine stokje niet tege je kapalla kreeg.

  10. Als kind van zo’n 7 of 8 jaar speelden wij dit. Ik denk mijn broer en ik (of mijn zus). Wij woonden toen in Amersfoort. Waar wij het spel vandaan kenden heb ik geen idee.

  11. In 1952 speelden we dat in Maastricht op straat. We noemden dat ” ippie ‘en “. In Ned-Indie noemden we dat “patu lele ” of zoiets ….

  12. Ons gezin speelde dit spel vaak. Het wordt met met een langer (30 – 40 cm) en korter stokje (15 cm) gespeeld, een langwerpig kuiltje (waar het korte stokje in past) en een speelveld (10 m lang en 7m breed is prettig). Je speelt met 1 tegen 1 of 1 tegen meer spelers in het veld. Je kunt ook yeams maken. De speler die mag beginnen staat met de stokjes bij het kuiltje, de ander(en) in het veld. Het spel kent drie slagrondes:

    Ronde 1:
    Het kortste stokje wordt in de breedte over het kuiltje gelegd. De ketteraar moet nu met het lange stokje het korte stokjes weglepelen door door het kuiltje te schuiven.

    De veldspelers proberen het korte stokje te vangen. Als ze het stokje met 2 handen vangen krijgen ze 5 punten, met 1 hand 10 punten. De ketteraar is dan uit en er wordt van beurt gewisseld.

    Als het korte stokje niet gevangen wordt, probeert de vanger het stokje zo dicht mogelijk bij het kuiltje te gooien of in het kuiltje. In het kuiltje is 5 pnt voor de veldspeler. De ketteraar probeert het teruggeworpen stukje weg te slaan zonder met het lange stokje de grond te raken. De werper doet er verstandig aan het korte stokje laag te houden.

    Als het korte stokje (al dan niet weggeketterd) meer dan de lengte van het lange stokje van de voorzijde van het kuiltje verwijderd is, telt de ketteraar de afstand tot de voorkant van het kuiltje door het aantal lengtes van het lange stokje te meten. Dat doet hij door omslagen met het lange stokje te maken. Het aantal omslagen is het aantal pnt dat de ketteraar wint.

    Als het korte stokje in het kuiltje ligt of als er geen lengte van het lange stokje tot de voorkant van het kuiltje overblijft is de ketteraar af en wordt de veldspeler die het stokje teruggegooid heeft de ketteraar.

    Ronde 2:
    De ketteraar legt het korte stokje breed over het lange stokje en houdt het korte stokje met zijn duim op zijn plaats.
    Dan wipt hij het korte stokje omhoog en kettert het met het lange stokje weg.

    Hij kan ook proberen om na het opwippen het korte stokje nog een keer met het lange stokje op te wippen en pas daarna weg te ketteren. Bij het tellen van de omslagen kan hij dan ipv 1 pnt per slag 5 pnt per slag maken.

    Hij kan ook proberen om het korte stokje tot tweemaal toe op te wippen voordat hij het stokje wegkettert. Elke omslag is dan 10 pnt waard.

    Voor de veldspelers en de ketteraar gelden verder dezelfde regels als bij ronde 1.

    Ronde 3
    Ditmaal legt de ketteraar het korte stokje aan de voorkant half in en half uit het kuiltje, dat aan de voorkant schuin afoopt. Als de ketteraar nu met het lange stokje op de voorkant van het uitstekende korte stokje slaat, wipt het korte stokje omhoog en kan het daarna weggeketterd worden.

    Net als bij ronde 2 kan de ketteraar proberen het korte stokje één- of tweemaal extra op te wippen zodat hij bij tellen van de omslagen meer punten kan behalen.

    Voor veldspelers en ketteraar gelden verder dezelde regels als bij ronde 1 en 2.

    Als de ketteraar zonder te zijn uitgemaakt drie rondes voltooid heeft, is er beurtwissel.

    Dit leuke ketterspel lijkt wel iets op softbal. Het is een behendigheidsspel dat nooit verveelt. Ik heb het spel in de jaren 1960 tot 1970 ontelbare keren gespeeld met broers en zus en met vriendjes op onze zanderige achterplaats op de Gemullehoekenweg in Oisterwijk in Noord Brabant.

  13. Wij speelde dit spel dagelijks op de Montessori school in Denhaag dit gebeurde op de dependance aan de sueskade

Plaats een reactie