Al !


All good things comes to an end.

De verhalenkist van Hans Oosterwijk is leeg.
Op ! Per 31 maart dezer.
We zijn tot de bodem gegaan en …. néks.
Hans, veel dank !

Wie wilt kan in het archief van 930 verhaaltjes rondneuzen .

Makam Bung Karno

In 1964 begint de gezondheid van Soekarno af te takelen. Hij houdt nog wel vlammende redevoeringen, maar als hij in augustus 1965 in het openbaar onwel wordt, verliest de charismatische Bung veel van zijn geloofwaardigheid.

In het provincieplaatsje Blitar, ten zuiden van Malang, ligt Soekarno begraven. De eerste president en proclamator van de Republik Indonesia stierf 21 juni 1970 op 69-jarige leeftijd in het militair hospitaal in Jakarta. Hij leed al twee jaar aan een ongeneeslijke nierziekte, kampte met hoge bloeddruk en had problemen met de bloedcirculatie. Het stoffelijk overschot van de president werd op 22 juni 1970 overgevlogen naar Blitar waar Soekarno”s moeder ook begraven ligt.
Tien jaar na zijn dood leek het de Indonesische regering gepast om het graf van Soekarno een waardig aanzien te geven. Dit als gebaar naar de vele Soekarno-aanbidders, want Soekarno’s rustplaats is uitgegroeid tot een pelgrimsoord waar wekelijks honderden mensen naartoe trekken.
Het grafcomplex kreeg een Hindoe-Javaanse symboliek, echter met een Islamitische inslag. De cungkup (grafhuis) werd gebouwd in de joglo-stijl, dat wil zeggen naar model van een Javaanse pendopo agung. Dat is de plaats waar vergaderd wordt, waar bruiloften plaatsvinden of voorname gasten worden ontvangen.
Het lichaam van Soekarno wordt geflankeerd door het graf van zijn moeder Ida Aju Njoman Rai en dat van zijn vader R. Soekeni Sosrodihardjo.
Volgens zijn laatste wens is aan de noordkant van het grafhuis een witte waringin geplant, op een eenvoudige grafsteen staat geschreven: “Hier ligt Bung Karno”.

Nekolim, een fobie van haat

NEKOLIM, Neokolonialisme, was het toverwoord van Soekarno tegen de oprichting van de Federale Staten van Malaysia. Radio Jakarta wakkerde de haat aan tegen de ‘aartsboef’ Tengku Abdul Rahman, premier van Malaysia, en natuurlijk tegen de Britse Imperialisten.

Engeland trok zich terug uit zijn Zuid-Aziatische kolonies,
in dit geval uit Maleisië, maar ook uit Serawak en Brits Noord-Borneo (later Sabah genoemd). Gestreefd werd naar een federaal systeem waarbij ook Brunei en Singapore werden betrokken. Malaysia, een federatie van 5 staten.
Tegen de vorming van Malaysia tekende Soekarno verzet aan. Zijn argument was dat Malaysia dan een marionet van Engeland zou blijven en dat met de Britse invloed op de regio de onafhankelijkheid van Indonesië ernstig werd bedreigd.
De vorming van Malaysia ging niet zonder slag of stoot.
Opstanden in Brunei en Serawak tegen de aansluiting met Maleisië werden militair onderdrukt. De UN speelde een rol in de binnenlandse conflicten van beide Borneo-staten via een pro en contra referendum.
Uiteindelijk werd op 16 september 1963 Malaysia opgericht met Maleisië, Singapore, Serawak en Sabah.
Brunei besloot afzonderlijk te blijven. Later in 1965 trok Singapore zich terug uit de federatie.

In Indonesië steeg de spanning. De morgenedities van de nieuwsbladen stonden vol onheilspellend nieuws over een mogelijke inval van Malaysia via Medan en Sumatra.
De Britse en Singaporese ambassades in Jakarta gingen in vlammen op en tegen het einde van 1964 was de bevolking volledig opgeruid tegen Malaysia.
“Nekolim”! Oorlog! Weg met de Britse imperialisten!

Meer openheid bij de Badoei

De Badoei gemeenschap is op herhaald aan-dringen van de Indonesische regering flexibe-ler geworden in de omgang met anderen. Trektochten door Badoei Loear en Badoei Dalam begeleid door gidsen zijn toegestaan.
The Jakarta Post, Bambang Parlupi, 2 februari 2006

De geloofsopvattingen van de Badoei (zij noemen zichzelf ‘Orang Kanakes’ naar de naam van hun grondgebied) worden aangeduid met de naam “Soenda Wiwitan” (oorspronkelijk Soendanees). Het zijn oud-Soendanese, hindoe-boeddhistische maar ook animistische overtuigingen. Als streng geïsoleerd levende mandalagemeenschap streven zij naar harmonie met het aardse en het hemelse. Hun levensfilosofie is gericht op eenvoud van leven en eerlijkheid in gedrag. Hierbij valt de nadruk op het vinden van een evenwicht tussen natuurbehoud en levensomgeving, hetgeen tot uiting komt in hun principiële levensopvatting “Goenung oelah dileboer, lebak oelah diroesak”, bergen moeten nooit worden blootgelegd en (oer)wouden nooit vernietigd.
Reeds in de koloniale tijd verkregen zij een status aparte. Zij werden gevrijwaard van belastingheffing, ‘herendiensten’, Indonesische bestuurders en leerplicht, zij wilden niet ontwikkeld worden.
In het moderne Indonesië blijft hun bevoorrechte positie gehandhaafd hetgeen zij voor een groot deel danken aan hun reputatie als hoogstaande mystici.
Onderwerping aan de vele verboden en de strenge naleving hiervan binnen de Badoei-gemeenschap blijft heden ten dage nog onverkort van kracht. Toch is sprake van een voorzichtige toenadering tot de buitenwereld. Onder strikte voorwaarden kan men nu bepaalde delen van het Badoei-gebied betreden.

Saté Kambing

Voor velen geldt dat Saté Kambing de koningin is onder de satés. Sappig geitenvlees met vetjes aan een stokje geregen gaan direct op het rooster. Sommigen marineren het vlees, maar anderen laten de pure rooksmaak van de vetjes door het vlees opnemen.

Ergens in Amsterdam-Noord zaten op een klein balkonnetje op 5-hoog achter vier Indo-vrienden, ieder met een glas whisky in de hand. Zij trachtten een vuurtje aan te wakkeren in het ietwat roestige Hibachi rooster. De kooltjes in het rooster weigerden te branden. Lacherig goot een van hen zijn kostbare whisky over de kolen.
Met een plof kwam er een blauwe vuurgloed over de kolen om spoedig daarna weer te doven. Een tweede glas whisky werd opgeofferd. Eerst gebeurde er niets, maar dan sloeg er een hoge steekvlam uit de Hibachi omhoog. Voor het balkonraam vertoonden zich bange gezichten. Gelukkig keerde de steekvlam weer terug in de kolen en sloegen de kooltjes rood aan.
In de keuken was de gastheer bezig de blokjes vlees, afkomstig van een achterpoot van een schaap, aan baboe pennetjes te rijgen. Het was zo’n grote poot dat het volgens sommigen net zo goed de achterpoot van een dwergpony kon zijn. De gastheer had fijnzinnig geglimlacht en was onverdroten doorgegaan met zijn werk.
“Moet je niet eerst marineren dat vlees?”
“Niet ach, zonder marinade, maar straks met saus Makassar, adoeh, heaven on earth”.
Tijdens het roosteren kwam er aan een touwtje een mandje naar beneden. De Amsterdamse bovenburen vroegen en kregen. Zo ging dat in Amsterdam.

VS wil gedeeltelijke autonomie voor Papoea

Anno 2009 komt voormalig Nederlands Nieuw-Guinea weer in het nieuws als blijkt dat de Beweging Vrij Papoea nog steeds strijdt voor een vrij Papoea.

(Novum/AP) – Indonesië moet zijn provincie Papoea, voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, ‘een zekere mate van autonomie’ toestaan. Dat heeft de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Hillary Rodham Clinton woensdag gezegd. Clinton zei dat de regering-Obama de kwestie bij de Indonesische regering zal aankaarten.
Sinds het in 1962 gesloten Verdrag van New York maakt Papoea deel uit van Indonesië. Er woedt echter al tientallen jaren een opstand, waarbij een grote rol is weggelegd voor de Beweging Vrij Papoea (OPM).
De rebellie kostte naar schatting honderdduizend Papoea’s, eenzesde van de bevolking, het leven.
Clinton zei dat de provincie steun verdient ‘in haar pogingen een mate van autonomie te verkrijgen’.
Zij legde de verklaring af in antwoord op vragen van
F.H. Faleomavaega, een lid zonder stemrecht van het Huis van Afgevaardigden.
Faleomavaega is afgevaardigde van Samoa en een bekend criticus van de Indonesische regering.

Nederland werd in 1962 onder druk van de VS gedwongen Nederlands Nieuw-Guinea af te staan aan Indonesië.

Vrijheidsstrijder

Joke Moeljono behoorde tot de Gelanggan-groep, die in hun ‘Cultureel Manifest 1950’ aangaf:
Wij zijn de rechtmatige erfgenaam van de wereldcultuur en die zetten wij op onze wijze voort . . . Het probleem van deze generatie is niet de tegenstelling tussen Oost en West maar het probleem van mens tot mens. Ik ben een mens en daarmee uit!

Hier zit ik als commandant
en houd mensenlevens in mijn hand . . .
een wonderlijk gevoel,
ik anti-soldaat
zit op een bamboestoel
geheel zonder haat
en verwacht de vijand.
Of het is een vriend
die met misleide hand
plunderde moordde schond
omdat hij niet beter wist?
(Op het land waar de oogst stond smeult nog het vuur).

Ach, ik kan maar een deel overzien
en vecht waar men mij heeft ingezet.
Toch blijft het een wonderlijk gevoel
als men onwetenden de dood in stuurt
terwijl men zelf in deze strijd
is neergesmeten al een dobbelsteen
en voor de dorpelingen die hier wonen
een vreemde man is
die toekijkt en hen niet kan helpen
(want rijst en rust kan men niet geven).
Sneuvel ik hier
dan zeggen ze later op het hoofdkwartier
‘Hij offerde zijn leven’
En ze zweren door te zetten
tot het bittere einde.
Wat betekent een dode in deze strijd
In onze ‘grootse, heroïsche tijd’?
Van Stalingrad tot Trumantown:
L’après-midi d’un faune
‘voor een beter lot?’ ( Ach, haatte ik maar)

Soekarno en de pers

Soekarno gaf zich zelf het recht om partijen en eventueel daarbij behorende nieuwsbladen, die ook maar enigszins afweken van zijn beleid, te verbieden. Zij hebben dan zijn limiet overtreden en werden vervolgens bestempeld als kontra-revolusi, reaksi en gevaarlijk voor de Republiek.

In de beginjaren van 1960, nadat hij zijn Geleide Democratie had ingevoerd, had Soekarno zijn eigen ideeën over het functioneren van de pers. Kritiek op zijn beleid of artikelen die inhoudelijk niet strookten met de opvattingen van de President, ondergingen allen het zelfde lot: zij werden verboden.
De wijze waarop nieuwsbladen werden aangepakt, gebeurde in al zijn onrechtvaardigheid op een unieke wijze: hij confisqueerde de baten (activa), maar niet de lasten (passiva).
De onteigende nieuwsbladeigenaar bleef daarmee met de verplichting opgezadeld om de financiering van de machinerie, de printers en andere drukkerijbenodigd-heden af te betalen zonder de apparatuur waarop de kredietverlening was gebaseerd in bezit te hebben.
Dat lot overkwam Mochtar Lubis, eigenaar en hoofd-redacteur van het veelgelezen blad Indonesia Raya. Hij verweerde zich tegen de stijgende corruptie in het land en werd daarvoor 10 jaar in de gevangenis gestopt.
Dat overkwam Rosihan Anwar met zijn alom geprezen culturele blad Pedoman. Het nieuwsblad had een oplage van 70.000 alleen al in Java. In één klap was Anwar straatarm.
Dat overkwam zelfs Sutan Sjahrir met zijn blad van de Partai Socialist Indonesia. Op grond van beweringen werd hij zonder vorm van proces in 1962 in de gevan-genis gezet omdat hij voornemens zou zijn geweest een moordaanslag op de President willen plegen.

Badoei’s “Sasaka Domas”

Het mysterieuze Badoei-gebied ligt in de provincie Bantam in West-Java, zo’n 80 km ten zuiden van de stad Rangkasbitoeng, in een onherbergzaam, dichtbebost heuvelgebied midden in de Kadangse bergketen.
Gedachten op eene reize, in het zuidoostelijk gedeelte der Residentie Bantam gedaan, C.L. Blume, 1822.

Het hele Badoei-gebied ligt verscholen in de lang-gerekte Kadangse bergketen en beslaat een gebied van circa 90 bij 60 km. Aan de bronnen van de lange Tjioedjoeng rivier, één van de vele rivieren die in de bergketen ontspringen, ligt het heiligdom van het Badoei-volk, de Sasaka Domas. In de loop der tijden is het slechts een enkele Europeaan gelukt om toegang te verkrijgen tot dit mysterieuze heiligdom.
De eerste was C.L.Blume, een van oorsprong Duitse arts in dienst bij het KNIL. In zijn uitgebreid reisverslag van 1822 beschrijft hij de uiterst vermoeiende voettocht door het oerbos in de natte en koude regenperiode. Vergezeld door Badoei-gidsen drong hij door tot het verboden Binnen-gebied en bereikte na veel ontberingen het heiligdom Sasaka Domas.
Uit zijn beschrijving valt op te maken dat het betrof een terrasvormig opgebouwd heiligdom dat vanaf de rivieroever omhoog rijst. Verspreid op de terrassen lagen liggende of staande basaltstenen van verschillende grootte. Op het hoogste terras stond een meer dan twee meter hoge, rechtopstaande steen. Deze voelbaar naargeestige, doodstille plaats was de verblijfplaats van de zielen van de voorouders en goden van de Badoei, met als belangrijkste god hun schepper de oppergod Batara Toengal, een god die als mens geleefd zou hebben. Op deze gewijde plek zullen de zielen van alle Badoei zich uiteindelijk, na loutering, verenigen met Batara Toengal.

Indische Nederlanders

Hiernaast is een bewerking geplaatst van de inleidende tekst van de Stichting Indisch Cultureel Centrum, zoals het I.C.C. zich begin 90-tiger jaren inspande om de Indische cultuur daadwerkelijk in stand te houden.
Indonesia magazine, juli/augustus 1991.

Laten we even vaststellen wat Indische Nederlanders in ieder geval NIET zijn. Het zijn niet mixtiesen of bastaar-den zoals de minister van Koloniën ze noemde zo’n 160 jaar geleden. Die beklagenswaardige groep is opgelost in de maatschappij. De Indische Nederlander is evenmin de Indo-Europeaan, die in het koloniale tijdperk vóór de 2de Wereldoorlog eigenlijk tussen hamer en aambeeld zat. Als maatschappelijke groepering hebben zij opgehouden te bestaan, ook al leven er nog duizenden in Holland én Indonesië.
Wat is de Indische Nederlander dan wel? Zijn beginpunt ligt in de vijftiger jaren, toen de immigratiestroom op gang kwam. Hij blijft natuurlijk historisch verankerd in de koloniale geschiedenis van Nederland. Naast fysieke kenmerken voegt hij aan de Nederlandse taal woordjes toe als aloes, kasar, enak, senang, kesèl, . . . Thuis loopt hij op sloffen en in de WC staan soms flessen waarvan het gebruik niet voor iedereen duidelijk is. Hij eet vaak rijst en peutert tussen zijn tanden na de maaltijd. Hij nodigt graag mensen uit om te eten en drinkt koffie uit een mok waar de drab onderin ligt. Hij houdt zijn mening liefst voor zich, maar als hij voor die mening uitkomt, bekommert hij zich niet te veel om nuances: zo is dat en wie dat niet vindt, is dus niet goed wijs. Hij is gesteld op aanraking met de hand, op schouderklopjes en zoenen. Hij houdt van Indische koekjes en speelt domino met van die kleine kaartjes. Hij draait plaatjes van “Waarom huil je toch nona manis” of “Oleh Sio”.

Makassar

Makassar, vanouds het dominante centrum van de handel in het Oosten van Indonesië, kende een beleid van vrijhandel waarbij de nadruk werd gelegd op het recht van elke bezoeker om zaken te doen in de stad. Men handelde in alles wat wenselijk was en iedereen deed mee.

Even na de capitulatie van Japan voelde Makassar erg chaotisch aan, het droeg de klemmende sfeer van een wildwest stadje in het Middenwesten van Amerika in de vorige eeuw. De drukke handelsstad gaf de indruk dat de stedelijke smeltkroes van verschillende bevolkings-groepen het heft in eigen handen nam, de militairen waren bezig de orde te bewaren, de burgers storten zich op uiteenlopende handelsactiviteiten en de bureaucratie nam toe, terwijl iedereen achter het grote geld aanjoeg.
Het vliegveld van Makassar lag op 20 km van de stad af en het vervoer naar de stad geschiedde in open legertrucks die een kleine gewapende militaire escorte kregen vanwege de onveilige route door het gebied. Het opkomend nationalisme ontaarde in fanatiek geweld van de vooral jonge bevolking, de Pemoeda’s.
Op 13 juli 1946 kreeg Nederland van de geallieerden het bestuur van Celebes in handen. Men kreeg onmiddellijk te maken met het geweld van de Pemoeda’s tegen buitenlanders, maar ook de Indonesische bevolking had het zwaar te verduren. Van eenheid was geen sprake, het waren beconcurrerende partijen die ook nog eens samenwerkten met rampokkende benden. Enkele benden in Makassar waren de “Tentara Lipan Badjeng” (het Badjengse Duizendpotenleger) en de “Semoet Merah”(de Rode Mier). Zij gijzelden de eigen bevolking en pleegden moord en doodslag, ontvoering, roof en brandstichting. Kortom, in en rond Makassar heerste de anarchie.

Rosihan Anwar

Rosihan Anwar wordt de laatste Mohikaan onder de Indonesische journalisten genoemd. Hij werd net als Mochtar Lubis in 1922 geboren in een dorpje bij Padang in West Sumatra. Op 87 jarige leeftijd schrijft hij nog steeds columns in de nationale bladen. The Jakarta Post van 9/2/2009

Net als Mochtar Lubis, de auteur van o.m. “Het land onder de regenboog”, behoort Rosihan Anwar tot de onbuigzame journalisten die de politieke en sociaal-economische situaties in de bewogen beginjaren van de Republiek Indonesië op een eerlijke manier probeerde te beoordelen.
Tijdens de Japanse bezetting werd hij naar eigen zeggen uit broodnijd journalist bij Asia Raya, de enige krant die de Japanners toelieten.
In 1947 werd hij hoofdredacteur van zijn eigen culturele tijdschrift, Siasat . Ook stichtte hij in 1948 het sociaal-democratisch blad “Pedoman” (de leidsman).
Toen Soekarno begin 1960 de macht naar zich toe trok en zich van alle kanten bedreigd voelde, was de pers de dupe en werden redacteuren als Lubis, en Anwar in de gevangenis gezet en hun dagbladen verboden.
“Ik dank God dat ik elke crisis in de geschiedenis van Indonesië heb meegemaakt”, zei Anwar, “ik heb veel ervaringen opgedaan tijdens het koloniaal bewind, de Japanse bezetting en het onafhankelijk Indonesië”.
Hij was er bij toen de slag bij Soerabaja zich voltrok in 1945, hij versloeg vele parlementaire vergaderingen tijdens de revolutie en maakte de onderhandelingen mee tussen de delegaties van Nederland en Indonesië, hij reisde mee met Hatta en Soekarno en versloeg de Malino conferentie. Hij was dé corespondent van vele buiten-landse nieuwsbladen en is dat ook nu nog in 2009.

NASAKOM

April 1965. President Soekarno’s concept van een representatief gouvernement was NASAKOM, NAS van Nationale partij, A van godsdienst (de religieuze partijen) en KOM van de Communistische partij.

Soekarno meende met het drie-partijen stelsel een stabiele regeringsvorm te kunnen bereiken. Hij dacht daarbij in de positie te verkeren om de meest actieve machten in Indonesië, het leger en de communistische partij, in balans te kunnen houden.
De strijdkrachten waren goed georganiseerd en Soekarno als hoofdbevelhebber had groot vertrouwen in het leger. Twee getrouwen van hem hadden de leiding, Generaal Nasution was minister van defensie en generaal Yani was bevelhebber van de strijdkrachten.

De 2de macht was de Partai Kommunis Indonesia (PKI).
Gebruikmakend van de geldende NASAKOM-doctrine wilde Soekarno de communisten langs de weg leidden die hij wilde gaan. Maar de leiding van de PKI had een andere route in gedachten. NASAKOM gaf de KPI de strategische positie die zij als partij nog nooit eerder hebben gehad. Zij groeide onder voorzitterschap van D.N. Aidit uit tot de in grootte 3de communistische partij ter wereld met 300.000 kaderleden en 2 miljoen leden.
Zij gebruikte die macht om tot in de meest verwijderde dorpjes een agressieve landhervorming door te voeren daarbij werden landbouwgronden en sawah’s van moslim boeren onteigend. Daarmee werd de sociale positie van de lokale islamitische geestelijken ernstig bedreigd, maar ook het leger kwam hiertegen in verzet. Niemand durfde daar iets tegen te doen. Toen Aidit ook nog 15 miljoen boeren wilde bewapenen met wapens uit China was het duidelijk dat de KPI naar meer macht streefde.

De eendenhoeder

Eendenhoeders zijn een groot deel van het jaar met hun eenden onderweg naar pas geoogste rijstvelden. Hier treffen ze kosteloos voedsel aan voor hun eenden. Ze leven van de verkoop van de eendeneieren.

Het is een bekend gezicht, de eendenhoeder achter zijn kudde eenden op weg naar ergens. Het tempo werd bepaald door zijn eenden en hij houdt ze in bedwang met een lange zwiepende bamboe stok.
Hij leidt zijn eenden naar rijstvelden waar pas geoogst is. Tijdens het oogsten blijft er namelijk altijd een aanzienlijke hoeveelheid rijstkorrels op het veld achter. Voor de eenden vormen de door de boeren achtergelaten rijstkorrels een uitstekend voer.
Het is dus zaak dat een eendenhoeder voortdurend op zoek gaat naar rijstvelden die net geoogst zijn. Van de boeren moet wel eerst toestemming worden verkregen. Als tegenprestatie ontvangen de boeren een pakje sigaretten of wat eendeneieren.
Een groot deel van het jaar is de eendenhoeder van huis. Hij weet inmiddels waar, dankzij de aanwezigheid van een irrigatiesysteem meerdere malen per jaar geoogst wordt. Hij overnacht bij vrienden langs de route of ergens in het veld.
De meeste inkomsten krijgt de eendenhoeder uit de verkoop van de eieren. Met een koppel van 200 eenden betekent dat zo’n 150 eieren per dag. Deze worden aan de eierhandelaar verkocht tegen zeg maar 30 cent per stuk en de verdienste beloopt dan zo’n 45 gulden per dag. Daar komt dan nog bij, dat oudere niet meer productieve eenden aan Chinese restaurants worden verkocht.

Typisch Indisch

Zij waren overal in Holland te vinden, de huizen van Indische mensen, waar gezelligheid troef was en waar regelmatig feestjes plaatsvonden.
In de nasleep van zo’n feestje was het huis nooit te klein of er logeerden gasten, die elk plekje in het huis geschikt vonden voor een slaapplaats.

Op bezoek bij vrienden in Spanje parkeerde ik de auto voor ons logeeradres. Naast ons stonden een man en een vrouw over de kofferbak van hun auto gebogen. Even later werden 4 pannen op straat gezet plus een grote plastic vuilniszak. Typisch Indisch, zeiden wij tegen elkaar, en in die zak zit natuurlijk de kroepoek.
Het net gepensioneerde Indische echtpaar had soto ajam gemaakt en alles wat daar bij hoorde in pannetjes gedaan om mee te nemen naar hun vrienden die ook in Spanje woonden en een klein feestje gaven. Wij hielpen hun met dragen en werden prompt uitgenodigd.

Ik moest sterk terugdenken aan de talrijke feestjes in de vriendenkring waarbij wij, maar ook iedere genodigde voor het feest, een door de gastvrouw aangegeven gerecht moesten meenemen.
En als je bleef slapen dan zaten er twee luchtbedden en hoofdkussens in die grote zak. Want zo ging het bij de Indo’s en hun partners in de 50-en 60tiger jaren, de feestjes liepen tot vroeg in de ochtend uit en velen zochten daarna door het hele huis een slaapplaats. Je sliep op het meegebrachte luchtbed, op de bank, in de aangeschoven fauteuils of op het tapijt.
Gebroken stond je de volgende dag op, al of niet met een kater, hokte nababbelend en roddelend in gepaste dufheid nog even bij elkaar om na een losse lunch weer huiswaarts te keren. Meestal kreeg je nog restanten van het eten mee voor een kookloos avondmaal thuis.

Bangkinang

Uit de Japanse tijd is het stadje Pakan Baroe in Midden-Sumatra bekend geworden doordat Nederlandse en geallieerde krijgsgevangenen onder erbarmelijke omstandigheden een spoor-weg moesten aanleggen. Minder bekend is dat op 50 km verderop langs dezelfde weg het burgerinterneringskamp ‘Bangkinang’ lag.

Bij het plaatsje Bangkinang langs de weg naar Pakan Baroe lag midden in de rubberbossen het burger-interneringskamp ‘Bangkinang’. In feite waren er twee Japanse kampen, een vrouwen en een mannenkamp. Tussen de kampen bevond zich de begraafplaats Koeboeran. Het vrouwenkamp telde ruim 2.200 vrouwen en kinderen, het mannenkamp 970 mannen en jongens.
“Prang ampir habis (oorlog is bijna voorbij)”, fluisterde een goedwillende Japanse bewaker de vrouwen in de moestuin toe. En dat was ook zo, want op 22 augustus werd hun meegedeeld dat Japan had gecapituleerd. Begin september vonden voedseldroppings plaats en nam de RAPWI de regie over.
Eind september kwam de Indonesische revolutie naderbij en de Japanners moesten de kampen nu beschermen tegen de gewelddadigheden van de Pemoeda’s.
Er vonden evacuaties plaats per vliegtuig via Pakan Baroe naar Medan en Palembang. Maar het overgrote deel van de kampbevolking werd in Engelse legertrucks vervoerd naar Padang, dat op 12 oktober door Engelse troepen werd bezet. In Padang werden mannen, vrouwen en kinderen ondergebracht in het grote gebouw van de Landraad en bewaakt door Gurkhas en Indiase Six. Ze mochten het gebouw niet verlaten vanwege het fanatieke Pemoedaregiem in de stad.
De evacuatie naar veiliger oorden als Medan en Djakarta gebeurde per boot rond 11 november 1945.

Chairil Anwar, dichter

Chairil Anwar, geboren in 1922 in Medan, was het idool van de intelligente jeugd in de 40-tiger jaren. Hij was een genie en leefde als een bohémien. Toen hij op 27-jarige leeftijd stierf werd hij door de literaire jeugd van het land diep betreurd. En ze treuren nog om hem.

Tijdens de ‘fysieke revolutie’, 1945-1950, ontstond er onder de jonge schrijvers en dichters een sterke drang om zich te ontworstelen aan de traditionele culturele patronen. Om het culturele tijdschrift Siasat (strategie) vormde zich in Jakarta een groep die zich de Angkatan Empatpuluh Lima (Generatie van 1945) noemde. Hoofdfiguur van deze groep was de jonge dichter Chairil Anwar. Zijn gedichten waren geënt op de werken van Marsman, Slauwerhoff, T.S. Elliot, Rilke en Emily Dickinson. Hij vertaalde hun gedichten en modelleerde zijn Indonesische gedichten naar hun voorbeeld, daarbij voerde hij soms een onconventioneel taalgebruik.

Ik

Als mijn tijd gekomen is
Toon dan geen smart
Ook jij niet.

Het snikken heeft toch geen zin

Ik ben een wild dier
Verjaagd door de kudde.

Of de kogel mij de huid doorboort
Ik storm toch woedend vooruit

Draag wonden en gif met mij mee.
Ik draag ze met mij mee
Tot de brandende pijn verdwijnt.

Waarom zou ik mij er iets van aantrekken?
Ik wil toch nog duizend jaar leven. (Uit ‘Aku’, 1943)

Het einde van de PRRI/Permesta revolte

President Soekarno gaf generaal Nasution de opdracht om de PRRI/Permesta opstand militair genadeloos te onderdrukken. Nasution paste een uitgekiende strategie toe, die uiteindelijk zou leiden tot de volledige overgave van de rebellerend bataljons in 1961.

Een serie geduchte luchtaanvallen van de Republikeinse luchtmacht (AURI) verwoeste een groot deel van de vijandige B26 bommenwerpers op het vliegveld in Menado. Daarna volgde een zowel amfibisch als door luchtlandingstroepen uitgevoerde aanval op Menado.
Tegelijkertijd werden op Sumatra de steden Medan, Bukkittingi en Padang op dezelfde wijze heroverd.
De rebellerende troepen trokken zich terug in de bergen en bossen om vandaar een guerrillaoorlog te starten.
Maar dan kondigde de Centrale Overheid in Jakarta een geslaagde campagne aan door amnestie te verstrekken aan hen die zich wilden overgeven. Omdat hier sprake was van strijdende partijen die elkaar goed kenden, zelfs vrienden en familieleden zijn van elkaar, verliep deze maatregel tot volle tevredenheid.
Door deze strategie bereikte generaal Nasution dat eerst druppelsgewijs en daarna met hele bataljons tegelijk de rebellerend manschappen zich overgaven. Zo werden 20-30 van de rebellerend bataljons sinds 1961 weer ingelijfd bij de strijdkrachten van de Republiek Indonesia. Na de strijd volgde op z’n Indonesisch een hartelijke omhelzing.
De politieke coupleiders zijn naar het buitenland gevlucht. Officieren die zich al te gecompromitteerd hadden gedragen werden op wachtgeld gezet, zij die verantwoordelijk waren voor moordpartijen werden geëxecuteerd. Met de teruggekeerde bataljons werd het anti-communistitische element in het leger versterkt.

Zwavel van de Kawa Ijen

Vanaf de plaats Banyuwangi in Oost-Java bereikt men met een gehuurd minibusje de voet van de Kawa Idjen. Daarna moet de 2800 meter hoge top beklommen worden om vervolgens in een weeë stank van rottende eieren af te dalen naar het lager gelegen, turkooisblauwe kratermeer.

Vanaf de top van de Kawa Idjen (2800 m.) gaat een bochtige vervallen trap door een doolhof van kolossale rotsblokken naar het 300 meter lager gelegen kratermeer. Even boven dit meer aan de linkerkant van de krater is de helgele zwavelwand zichtbaar. Op de brede richel bij deze wand werken tientallen arbeiders.
Vanuit de verspreid liggende gaten in de warme wand stroomt ’s nachts de zwavel in gasvorm naar buiten. De zwavel wordt door condensatie vloeibaar en hoopt zich op rond elke gasopening, koelt vervolgens af en veroorzaakt enorme, stevige zwavelafzettingen.
Een arbeider hakt met een stalen staaf op de ’s nachts gevormde sedimenten in en maakt er kleinere brokken van. Anderen zoeken de brokken bij elkaar, vullen hun draagmanden ermee en sjouwen de zwavelbrokken op hun rug de kraterwand op naar de top van de Kawa Idjen. Vandaar komen de zwavelbrokken naar de zwavelfabriek in Jambu. Op en rond de centrale ovens liggen hopen helgele zwavel die in de ovens wordt hersmolten. De gesmolten zwavel wordt via filters gereinigd van onzuiverheden en met een pannetje uitgegoten op een natte cementvloer. Door het koude water stolt de vloeibare zwavel tot dikke, platte platen die vervolgens worden vermalen om als kleinere stukjes in zakken te worden gestopt.
De zwavel wordt gebruikt als explosief goedje voor vuur-werk, lucifers, enz. Verder in de chemische industrie en als geneesmiddel, maar vooral om rietsuiker te bleken.

De Indische toko

Halverwege de jaren 50 begon ook de Indische toko zijn bestaansrecht op te eisen. Te midden van alle neringdoenden in de Nederlandse hoofdstedelijke voedselketen was het toen nog een vreemde eend in de bijt.

Weliswaar hadden in die tijd Chinese restaurants zich de naam ‘Chinees-Indisch’ aangemeten, maar de menu-kaart gaf onverkort alleen Chinese gerechten aan.
De Indische toko richtte zich in de beginfase van zijn bestaan op de verkoop van kant en klare Indonesische gerechten, vers vervaardigd in eigen keuken.
De Indische oprichters van de toko’s konden bogen op de hulp van moeders en tantes die bereid waren hun kookkunst te vertonen in het veelal kleine keukentje achterin de toko. In de tweedehands aangekochte vitrines lagen de meest uiteenlopende gerechten uit verschillende regio’s van de Indonesische archipel naast elkaar in een pallet van kleuren en smaak.
De eerste Indische bezoekers van zo’n toko waren onverdeeld enthousiast over zoveel lekkers bij elkaar.
Ook omdat de voor vele gerechten vereiste ingrediënten nog lang niet overal verkrijgbaar waren, was het een feest om telkens een onsje van diverse gerechten te kunnen kopen. Van heinde en verre stroomde men toe.
De Indische toko werd langzamerhand ook bezocht door pure Hollanders die via de Indische loempia’s, pasteitjes en risolles ook de gerechten uit de vitrines leerden waarderen. Aangemoedigd door de etentjes bij Indische vrienden en kennissen werden ze geleidelijk aan vaste klanten van de Indische toko’s. Maar ook vele kookboeken met Aziatische recepten zagen het licht en in de toko’s waren weldra nagenoeg alle ingrediënten en boemboes (samengestelde kruiderij) verkrijgbaar.

Generaal Christison

Generaal Philip Christison was in 1943 comman-dant van het 15de Brits-Indische Legerkorps. Het waren zijn troepen die in 1944 aan het Burmafront als eerste in de 2de Wereldoorlog de Japanse aanval tegenhielden en terugdrongen. In sept.1945 kwam hij namens Lord Mountbatton met zijn troepen naar Nederlands-Indië.

Wegens tekort aan mankracht manoeuvreerde Christison zodanig dat hij op Java vier bruggenhoofden in stand kon houden, Batavia, Bandoeng-noord, Semarang en Soerabaja. De Nederlandse krijgsgevangenen uit de Japanse kampen werden via deze enclaves op transport gezet naar Singapore en Bangkok of zaten in beschermde gebieden in Bandoeng, Tjimahi of Batavia. Er ontbraken nog 4.500 Japanse ex-krijgsgevangenen die tegen het bevel in de kampen waren ontvlucht op zoek naar hun families. Deze mannen zaten nu gevangen in Republiekeinse kampen diep in het binnenland, onbereikbaar voor de Britten. Ook waren de Britten nog niet toegekomen aan het ontwapenen en afvoeren van het Japanse 16de leger. De Britten wilden graag hun troepen die al jaren op diverse fronten hadden gevochten eindelijk demobiliseren.
Generaal Christison nam, zonder de Nederlanders hierover in te lichten (die bleven zich toch verzetten tegen samenwerking met de Indonesische regering) zijn besluit om steun van de Indonesiërs te vragen. Hij kreeg steun van Sjahrir en Sjafroeddin die verklaarden dat de Britse taken waren opgedragen door de United Nations en dus als zodanig moesten worden uitgevoerd. Binnen het pas opgerichte Indonesische leger, de TKR, werd tijdelijk de POPDA opgericht, die zich onmiddellijk bezig hield met het vervoer van krijgsgevangenen en Japanners uit de kampen in het binnenland.

Radja Ampat

“Vier verdroomde eilanden in een verdroomde tropenzee”. Zo omschrijft Antonie van Kampen het Rijk van de vier koningen, Radja Ampat.
Dit vredige oord werd frontpaginanieuws toen de persberichten verhaalden over Indonesische infiltraties t.b.v. een aanval op Nieuw-Guinea.

“Tussen de uiterste westpunt van Nederlands Nieuw-Guinea en Indonesië ligt een archipel, bestaande uit een 1400 eilanden. Men beweert dat ze allemaal een naam hebben, hetgeen nauwelijks te geloven is, als men de grootte van de allerkleinste in aanmerking neemt. Die kan men namelijk in een paar minuten rondlopen.
Radja Ampat kan men vertalen met “De vier koningen”. Waar die naam precies vandaan komt weet niemand. Maar er zijn legio legenden, de een al mooier dan de andere. Een ervan beweert, dat er eens, lang geleden, vier mensen uit evenveel schildpadeieren kropen en dit later die koningen werden. Elk van hen ging er op een dag vandoor, omdat er onenigheid zou zijn ontstaan. Hun prauwen voerden hen in vier windrichtingen. Daar waar ze landden stichtte elk een “koninkrijk”.
Wat er van waar is wordt nergens historisch bevestigd.
De eilanden hebben niets van het normale, woeste, grimmige Nieuw-Guinea. Integendeel, dit is een lieflijk, romantisch oord, bestaande uit helblauwe luchten, gestoffeerd met sneeuwwitte cumuluswolken, en onder die hemel honderden eilanden, waarvan bijna elk was omgeven door een jadegroen rif, overschuimd door hoge, witte branding, uitlopend op in de tropenzon schitterend hagelwit zand. En dan op dat zand de wuivende en ruisende klapperbossen. Elke bewoner van Radja Ampat bezat z’n eigen huisje op palen boven het water. De droom van de rijke én de arme man”.

De CIA in Indonesië

Operation Hike, zo noemde J. Burkholder Smith in zijn boek “ Portrait of a cold war” de hulp van de CIA aan de opstanden in Sumatra en Celebes. Hij beschreef hoe de CIA, geheel op zich zelf, actief deelnam aan de politieke strijd van de opstandige kolonels in beide gebieden.

De langdurige weifelachtige politieke situatie in Jakarta lokte begin 1957 in Sumatra en Celebes een reactie uit. In beide gebieden kwamen legereenheden in actie die van Soekarno eisten dat de communistisch getinte politiek van het kabinet Djuanda moest worden beëindigd. Soekarno gaf daar geen gehoor aan.
Bang voor een intensieve verspreiding van het commu-nisme in Indonesië, zei de directeur planning van de CIA “I think it is time we held Soekarno’s feet to the fire”.
De operatie Hike begon.
Zonder aanduidingen en daardoor onbekende vliegtuigen dropten op grote schaal uiterst modern wapentuig op geheime plaatsen in de buurt van de opstandige troepen. Buitenlandse instructeurs gaven ter plaatse uitleg over het gebruik van de wapens. Buitenlandse huurlingen voegden zich bij de troepen en ondersteunden de aanvallen op het Indonesisch leger.
In de Mindanao times uit de Fillippijnen verschenen artikelen die berichten dat bombardementen werden uitgevoerd op doelen in Makassar, Ambon en andere plaatsen door langeafstands bommenwerpers. Op het vliegveld bij Menado waren bommenwerpers gestatio-neerd die luchtaanvallen uitvoerden in de omgeving.
De CIA trok zich pas terug toen één van deze bommenwerpers werd neergeschoten. De piloot was Allan Pope, een gevechtsvlieger uit de Koreaanse oorlog.
Op alle fronten werd de inmenging van de CIA ontkend, maar wapens en vliegtuigen waren beslist Amerikaans.

Desa Suriname’ op Sumatra

Van de 33.000 Javanen die als contractarbeider naar Suriname werd vervoerd, keerden ± 8.500 na afloop van hun 5-jarig contract terug. De grote meerderheid wisselde hun recht op een betaalde terugtocht in tegen 100 Sur. guldens voor de aankoop van een stukje land.

Doordat hun levensomstandigheden na de contract-periode niet echt verbeterde, bleef de wens om terug te keren naar Java altijd doorwoekeren.
Sommigen van hun verkozen bij de openbare verkiezin-gen in 1950 niet voor het Nederlanderschap maar voor terugkeer naar het onafhankelijk geworden Indonesië.
Een van de organisaties die zich beijverde voor de terug-keer naar Java was de “Yayasan ke tanah air” (Organisa-tie voor terugkeer naar het vaderland) van S.M. Hardjo en J.W. Kariodimedjo.
Op 4 januari 1954 vertrok een groep van 300 gezinnen uit Paramaribo, in totaal 1014 man, waarvan 646 perso-nen in Suriname geboren zijn. Vooraf aan het vertrek werden tijdens vele bezoeken goede afspraken gemaakt met Indonesische functionarissen.
Java als bestemming was niet mogelijk. Het werd het land van de Minangkabau, Sumatra, 180 km van Padang alwaar hun ongeveer 1500 ha grond was toegezegd.
Midden in de rimboe verrees na jaren van hard werken de model desa Tongar. Ze was ruim van opzet en ieder huis had een flinke tuin. Een welvarende desa was het.
Heden ten dage ligt Tongar nog steeds aan de voet van de Boekit Barisan. De eerste repatrianten (30) zijn ouder geworden. Vele anderen zijn uitgevlogen en hebben elders in Indonesië een bestaan opgebouwd.
Eens werd hier gedanst op Zuid-Amerikaanse muziek als uit alle windstreken de families bijeenkwamen om feest te vieren en Pom te eten.

Otak, Paroe en Oesoes

“We kiezen er nu eenmaal voor dieren te eten. Laten we dan ook het fatsoen opbrengen ze van kop tot staart te benutten. Niet alleen de haas en karbonaadjes oppeuzelen, en de rest van het beest naar de lijmfabriek sturen”.Chefkok Edwin Severijn in Utrecht

Een Indische dame kwam de slagerij binnen, “mag ik een pond hersens van U, slager?”
“Zeker mevrouw, een pond hersens voor het hondje”.
“Nee slager, ik heb geen hondje. Het is voor mijn man, die is gek op gebraden hersens. En geeft U ook maar een pond longen en een pond darmen, dat vinden mijn kinderen en ikzelf ook lekker”.
De slager maakte de bestelling klaar en gluurde af en toe peinzend naar de Indische dame. Zo te zien was er met haar niets aan de hand. Keurig stond ze in haar mantelpakje te wachten.
Terwijl hij de bestelling naast de kassa zette en de bedragen aansloeg, kon hij het niet laten om te vragen wat de dame met al die ingewanden ging doen.
“Nou”, zei ze, ”de hersens ga ik eerst koken. Het vlies laat ik er opzitten. Als de hersens, otak noemen wij dat in Indië, als de otak gaar is na een 20 minuten, laat ik ‘m afkoelen. Dan haal ik het vlies eraf en kan ik beginnen met de otak in dunne plakken te snijden. Ik wentel de plakken een voor een in asem en zout en braad ze in boter aan beide kanten bruin. Veel lekkerder dan jullie balkenbrij.
De varkenslongen, wij zeggen paroe paroe, krijgen dezelfde behandeling als de otak.
Met de darmen doe ik precies wat ik met lever of tong doe, eerst koken. En dan maak ik een heerlijke sambal goreng Oesoes, met uien, sambal, ketoembar, djinten, kentjoer, santen en salam, djeroek poeroet en nog wat”.

Warga Negara in Republikeinse kampen

In de meeste Republikeinse kampen werden de Indo-Europese geïnterneerden geconfronteerd met de keuze die ze moesten maken om de Nederlandse nationaliteit te blijven behouden of om Indonesiër te worden, een keuze tussen “serikat” of “Warga Negara”, tussen in het kamp blijven of vertrekken.

“Er is nog plaats in de Republiek”, schreeuwden de kranten.
Sommigen kozen bewust voor de Indonesische nationaliteit om een aantal redenen: ze gaven hun overtuiging te kennen dat de Indo in Indonesië thuishoort, er geboren en getogen is, op dit land zijn toekomst bouwt en tenslotte in dit land zijn laatste rustplaats zal vinden, dat het bloed dat door de aderen van de Indo stroomt overwegend Indonesisch bloed is en hij moet worden aangemerkt als een zoon van het volk en een kind van Indonesia.
Voor de meeste Indo-Europeanen was het nauwelijks een keuze. Zij hadden in de Japanse tijd al aangegeven niets van gelijkschakeling met de Indonesiërs te willen weten. In hun ogen zou dat een statusverlaging betekenen.
Het leidde tot felle discussies in de kampen, zodanig dat er vechtpartijen ontstonden. Gevolg hiervan was dat WN-sympathisanten (trekkers) aparte huisvesting kregen en in ieder geval werden gescheiden van de “blijvers”.
Het waren niet alleen ideologische redenen om Indonesiër te worden, er waren ook praktische redenen, o.m. de angst bij vertrek alles te moeten verliezen zal groot zijn geweest, de band met de familie zal verbroken worden, het huizenbezit speelde een rol of men wilde in vrijheid gesteld worden om werk te zoeken om zodoende in eigen onderhoud te kunnen voorzien.

Kumis Kucing of Kattensnor

Overal in Indonesië, vooral op Java en Sumatra, groeit de Kumiskucing in het wild, in tuinen en langs water-kanten. Een plant die weinig verzorging nodig heeft.
De Kumiskucing ook wel Remoedjoeng genoemd is een rechtopstaand struikje tot zo’n anderhalve meter hoogte. De vierkante paarsige stengel is bezet met fijne haartjes. De ovale bladeren staan kruisgewijs en zijn van onder en boven zacht behaard.
De mooie witte bloemen staan aan eindtrossen en hebben lange meeldraden en stampers. Ze lijken op de snorharen van een kat.
De zaadjes zijn langwerpige nootjes. De plant bloeit het gehele jaar door en kan gemakkelijk gestekt worden.
De plant is al eeuwenlang bekend om zijn geneeskracht, die voornamelijk in de bladeren en stengeltoppen zit.
In Europa is de plant door de moderne geneesmiddelen uit de belangstelling verdwenen, maar tegenwoordig is de vraag weer toegenomen.
Kumiskucing is in Nederland te koop als middel tegen nier- en galstenen. Thee getrokken uit de bladeren is daar een goed middel voor.
Verder wordt Kumiskucing gebruikt als urineafdrijfmid-del, bij suikerziekte, reumatiek en ontsteking van de mannelijke geslachtsorganen.
Het is een probaat middel tegen jicht van voet en teengewrichten. Hoestdrank en zelfs olie wordt uit de plant gewonnen.

Permesta in Noord Celebes

In 1955 werd bij de algemene verkiezingen de communistische partij de 4de partij in het land. Dit tot bijzonder groot ongenoegen van de leger- en vele burgerautoriteiten in de gewesten buiten het eiland Java. Zij eisten van Soekarno autonome vrijheid van handelen.

Omstreeks de tijd dat in Sumatra een opstand uitbrak (eind 1956) tegen de centrale regering in Jakarta, kwam met dezelfde intenties in Noord Celebes een beweging op gang, die bekend werd als de Permesta-revolte. De Piagram Perjuangan Semesta (Charter van de universele strijd), werd op 2 maart 1957 uitgeroepen door militaire en burgerlijke leiders. Het centrum was gevestigd in Menado en de leider van de beweging was kolonel Ventje Sumual.
De initiatiefnemers waren voornamelijk legerofficieren, die als ware krijgsheren hun macht ontleenden aan de wanordelijke, weke, instabiele en communistisch getinte politiek van de achtereenvolgende kabinetten in Jakarta. Gedurende die jaren van Liberale Democratie, hadden legerofficieren zich een lucratieve verdienste weten toe te eigenen door op grote schaal te smokkelen in ruwe rubber en copra.
De opstandelingen hoopten dat meerdere commandan-ten zich bij hen aansloten. Dat lukte slechts ten dele.
Echter, de CIA meldde zich als strijdmakker en bevoor-rade hen met moderne wapens en vliegtuigen. Er was zelfs sprake van een Permesta luchtmacht van 15 B26 bommenwerpers compleet met CIA-piloten en onder-houdsdienst op het vliegveld Menado. De luchtaanvallen richtten zich op steden in handen van de centrale overheid, Balikpapan, Makassar en Ambon.
De Permesta en de PRRI in Sumatra sloten een verbond en trokken gezamenlijk op tegen Centrale regering.

Javanen in Suriname

Als een van de laatste kolonisators schafte Nederland in Suriname in 1863 de slavernij af. Vele ex-slaven verruilden de plantages voor het leven in de stad Paramaribo. In de 140 plantages ontstond een nijpend tekort aan arbeidskrachten.

Op 9 augustus 1890 kwam de eerste groep Javaanse contractarbeiders (93) in Suriname aan. Allen hadden een 5-jarig contract voor 6 dagen werk in de week en 7 uur per dag. Na afloop van de contracttijd was voorzien in een vrije overtocht naar het land van herkomst.
Het werken met de Javaanse contractanten beviel goed en er werd van overheidswege i.v.m. de continuïteit van arbeidskrachten in Suriname een Javaanse immigratie opgestart.
In 1894 kwam de volgende groep van oorspronkelijk 614 Javaanse contractarbeiders in Suriname aan. Als gevolg van slechte omstandigheden aan boord (overbe-vrachting), stierven er gedurende de 40 dagen durende reis, 64 personen. De Handels-Maatschappij die de over-tocht ‘belangeloos’ verzorgde werd daarvoor niet aan-sprakelijk gesteld.
Van 1890 – 1939 werden ± 33.000 Javaanse contract- arbeiders aangevoerd. De immigratie eindigde met het uitbreken van 2de Wereldoorlog.
Lange tijd werkten de Javanen op de plantages of in de kleine landbouw. Daardoor leefden zij geïsoleerd van andere bevolkingsgroepen en ook misten zij scholings-mogelijkheden. Gediscrimineerd door Creolen en Hin-doestanen (eerdere contractarbeiders) bleven zij heel lang verstoken van betere baantjes dan de laagst betaalde. Anno 2000 is dit beeld niet meer actueel.
Het Javaanse bevolkingsdeel is nu geïntegreerd in de Surinaamse samenleving.

Hitachi en Hibachi

Welhaast in alle keukens van een gerepatrieerd Indisch gezin stond de rijststomer op het fornuis. Een tweedelige pan, waarvan de bovenste pan een geperforeerde bodem had. De vooraf goed gewassen rijst werd eerst in een andere pan met water halfgaar gekookt (‘geliwet’).

De elektrische Hitachi rijstkoker moest halverwege de jaren 60 maar eerst bewijzen dat hij net die kwaliteit voortbracht die men verlangde van een goed bord warme rijst uit de tweedelige rijststoompan. Maar schoorvoetend won hij terrein in de Indische huishouding in Holland, “lekker snel en vooral gemakkelijk, toch”.

Het oorspronkelijk ritueel van het rijststomen op Java omvatte de volgende handelingen: men waste de rijst, overgoot haar met kokend water en deed haar in de koekoesan (puntig uitlopend mandje) dat in de dandang (koperen kookpot) hing. Met een deksel op de koekoe-san stoomde men de rijst tot ze samenhang vertoonde. In een grote kom overgeschept, overgoten met water uit de dandang, kregen de rijstkorrels een kwartier lang de tijd om het water in zich op te nemen (sedoe). Daarna ging de rijst weer in de koekoesan en boven het hete water in de dandang moest de rijst nog een uur stomen.

Het Hibachi rooster werd met grote vreugde door de Indische gemeenschap ontvangen. Daarmee ging men het balkon op of de tuin in. Weldra stegen er grote rookwolken op gevuld met scherpe geuren van gemarineerd, geroosterd kippen-, varkens-, of lams-vlees. Afhankelijk van de marinade werden op slag alle deuren en ramen van boven- en naaste buren gesloten.
Om de gemoederen te bedaren werden vriendelijke buren voorzien van saté’s, geroosterde speklapjes en karbonades. De pindasaus deed zijn intrede in Holland.