Makassar

Makassar, vanouds het dominante centrum van de handel in het Oosten van Indonesië, kende een beleid van vrijhandel waarbij de nadruk werd gelegd op het recht van elke bezoeker om zaken te doen in de stad. Men handelde in alles wat wenselijk was en iedereen deed mee.

Even na de capitulatie van Japan voelde Makassar erg chaotisch aan, het droeg de klemmende sfeer van een wildwest stadje in het Middenwesten van Amerika in de vorige eeuw. De drukke handelsstad gaf de indruk dat de stedelijke smeltkroes van verschillende bevolkings-groepen het heft in eigen handen nam, de militairen waren bezig de orde te bewaren, de burgers storten zich op uiteenlopende handelsactiviteiten en de bureaucratie nam toe, terwijl iedereen achter het grote geld aanjoeg.
Het vliegveld van Makassar lag op 20 km van de stad af en het vervoer naar de stad geschiedde in open legertrucks die een kleine gewapende militaire escorte kregen vanwege de onveilige route door het gebied. Het opkomend nationalisme ontaarde in fanatiek geweld van de vooral jonge bevolking, de Pemoeda’s.
Op 13 juli 1946 kreeg Nederland van de geallieerden het bestuur van Celebes in handen. Men kreeg onmiddellijk te maken met het geweld van de Pemoeda’s tegen buitenlanders, maar ook de Indonesische bevolking had het zwaar te verduren. Van eenheid was geen sprake, het waren beconcurrerende partijen die ook nog eens samenwerkten met rampokkende benden. Enkele benden in Makassar waren de “Tentara Lipan Badjeng” (het Badjengse Duizendpotenleger) en de “Semoet Merah”(de Rode Mier). Zij gijzelden de eigen bevolking en pleegden moord en doodslag, ontvoering, roof en brandstichting. Kortom, in en rond Makassar heerste de anarchie.

Plaats een reactie